Categorieën
Innovatie missie-gedreven economie

Een visie op de transitie ontbreekt. Waar is publiek leiderschap?

Een visie op de transitie ontbreekt. Waar is publiek leiderschap?

Pijnlijke, omstreden keuzes die te elfder ure moeten worden genomen. Diepe verdeeldheid binnen de regeringspartijen. Het wegslinken van de traditionele achterban bij deze partijen. Enorme weerstand vanuit de getroffen sector. Dit is wat er zoal speelt in de verhitte discussie over het stikstofdossier. En dit is wat het ontbreken van een visie op een transitie naar een duurzame en veerkrachtige economie zoal met zich mee meebrengt.

Opmerkelijk is dat vier jaar terug, in 2018, de Rijksoverheid nog met een plan kwam die een dergelijke verwachting opriep. In een brief aan de Kamer was het voorzien dat er breed zou worden ingezet op innovatie. Om de grote maatschappelijke uitdagingen te kunnen adresseren en economische kansen beter te benutten zouden “op initiatief van” de overheid en “in nauwe samenspraak met “bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke partners missies worden opgesteld. Met dit voornemen sloot Den Haag zich aan op de nieuwe opvattingen in de EU over zogeheten “moonshot missies”. Met dit soort missies zouden krachten uit publieke, private en kennissectoren worden gebundeld om zo enorme opgaven aan te kunnen. Het zou dan gaan om grote publiek-private partnerschappen die toewerken naar bijvoorbeeld de ontwikkeling van effectieve, breed toegankelijke behandelingen voor Alzheimer. Of de ontwikkeling van CO2-neutraal energiegebruik.

Welhaast per definitie gaat het bij deze en andere grote uitdagingen om zogeheten ‘wicked problems’. Bij ‘wicked problems’ gaat het niet alleen om het ontwikkelen van een technologische oplossing voor een vraagstuk. Het gaat om veel meer. Net zo belangrijk is een goed begrip, en een goede beheersing, van de sociale, politieke en economische vraagstukken die bij dit soort problemen onvermijdelijk komen kijken. Daarbij gaat het vaak ook om het bevorderen van een mentaliteits- en gedragsverandering. In de meeste gevallen is het ook nodig een breder publiek, of dit nu burger, consument, ondernemer of boer betreft, actief erbij te betrekken. Om het draagvlak te vergroten. Én om het potentieel van vernieuwend en creatief denken bij het breder publiek aan te boren. Bij het aanpakken van ‘wicked problems’ is, kortom, een breed scala van politieke, wetgevende, juridische, financiële  en fiscale maatregelen nodig.

Dit vraagt van om een actieve overheid, die het experimentele, het onzekere in een samenwerkingsproces met andere partijen aandurft. Een overheid die tegelijkertijd gericht is op het lange-termijn doel. Het vraagt dus om een overheid met lef en visie. En het vraagt om een overheid die tijdig de grote problemen en veranderingen signaleert en hierop ageert. Die private en maatschappelijk partijen van meet af aan bij de besluitvorming betrekt. En die niet schuwt voor een bottom-up benadering en zodoende open staat voor vindingrijkheid, initiatief, verbeeldingskracht en alternatieve oplossingen of trajecten die vanuit het werkveld opborrelen, ook wanneer het om breed-maatschappelijke vraagstukken gaat (en niet alleen om technologische of technische vraagstukken). Deze kwaliteiten zouden tezamen kunnen worden omschreven als ‘publiek leiderschap’.

Niets hiervan is terug te vinden in het overheidsoptreden rond het stikstofdossier. De urgentie werd op het laatste moment gevoeld. De urgentie kwam niet van binnen uit. Er was immers geen visie. Nee, de urgentie kwam van een derde partij. Zij werd opgelegd door de rechter, omdat er internationale en Europese verplichtingen zijn aangegaan en vooralsnog niet zijn nagekomen. Nu komt het aan op de individuele inzet van een handjevol politici die zich de urgentie realiseren en de moed hebben verzameld om alsnog maatregelen te nemen. Dit gebeurt op het laatste moment. Er is geen ruimte (meer) voor een publiek-private samenwerkingsproces met een bottom-up benadering. Niet verwonderlijk dat het overheidsoptreden in de stikstofzaak door de landbouwsector wordt ervaren als een “dictaat”, een maatregel van bovenaf opgelegd. Er is veel lippendienst bewezen aan de zo urgente transitie naar een duurzame maatschappij, aan ‘moonshot missies’ en aan missiegedreven beleid. Nu komt het erop aan de daad bij het woord te voegen.

Categorieën
EU en lokale overheid

Ook voor de EU is integrale beleidsaanpak belangrijk!

Ook voor de EU is integrale beleidsaanpak belangrijk!

Huidige maatschappelijke vraagstukken hebben steeds vaker een grensoverschrijdend karakter. Op verschillende niveaus zet de overheid zich in om dit integraal aan te pakken. Dat wil zeggen, de overheid is zich bewust van het feit dat enorme vraagstukken als klimaatverandering, herstel na de Covid-19 pandemie, digitale connectiviteit, en maatschappelijke veerkracht om een sector-overschrijdende aanpak vragen en dus de inzet van meerdere partijen uit verschillende private en publieke sectoren tegelijkertijd vergen. Integrale beleidsaanpak vraagt dus om coördinerend vermogen, om de gezamenlijke inspanningen vanuit verschillende beleidsterreinen en maatschappelijke sectoren vanuit een breed gedragen visie aan te sturen.  Integrale beleidsaanpak vraagt om synergiën en een coöperatieve opstelling, vrij van hokjesdenken.

Ook op EU niveau wordt gedacht vanuit integrale beleidsambities. Nog sterker, bij het vormen van Europees beleid en financierings-programma’s wordt daar bij uitstek gedacht aan condities die cruciaal zijn voor een effectieve en grondige aanpak van de zogeheten ‘grand societal challenges’. Leidende gedachte hierbij is dat het adresseren van de enorme vraagstukken pas geslaagd is wanneer kennis, ervaring en deskundigheid vanuit verschillende sectoren, steden en regio’s in Europa met elkaar in verbinding staan. Niet verwonderlijk. Om de volle breedte van enorme opgaven als energietransitie, klimaat-verandering, digitalisering of maatschappelijke veerkrachtigheid te kunnen adresseren is de inzet nodig die over de grenzen van disciplines, sectoren, regio’s, steden én die van de EU lidstaten heen reikt.

Het betekent dat er in het ‘Europese werkveld’ niet alleen interdisciplinair, dienst- of sectoroverstijgend moet worden aangepakt. Het betekent ook dat grensoverschrijdend moet worden gedacht en dat nationale, lokale overheidsinstanties en private partijen in de hele EU elkaar opzoeken om missie-gericht de grote maatschappelijke uitdagingen aan te kunnen.