Categorieën
EN EU and justice & home affairs

Will the Ukraine war change EU asylum policy?

Will the Ukraine war change EU asylum policy?

This Spring I discussed with students at the Masaryk University in Brno (CZ) about the impact of the war in Ukraine on EU’s migration policy. It was during a course on the home affairs and justice policies of the EU that I delivered as visiting professor at the European Studies and International Relations Department of the Faculty of Social Studies (FSS). The big question that then arose was to what extent change (if any) might be expected in EU’s asylum and migration debate, given the latest developments related to the war in Ukraine.

EU’s asylum debate has remained hopelessly deadlocked for decades due to strong divisions between the member states. There are member states that press for change in the asylum and migration system, to be based on solidarity and balanced burden-sharing. The member states on EU’s southern flank, in particular, press for such a change. And there are those that fiercely oppose such a change, especially the member states on EU’s eastern flank. This division not only resulted in a deadlock, particularly in the discussions on the basic ‘first-entry rule’ of the asylum system (which says that the EU member state where the refugee comes first, should take care of the refugee). It also complicated the actual hosting of refugees seeking entry on EU’s southern flank. This was apparent during the refugee crisis of 2015-2016 when millions of displaced persons, most of whom fled the war in Syria, were held in refugee camps often under deplorable conditions.

All this stands in stark contrast to the reception of refugees fleeing the war in Ukraine. It was done with remarkable speed and efficiency. A 90-day visa free access to the EU was immediately granted en masse. This was possible thanks to the ‘Temporary Protection Directive’, allowing for the recognition of collective protection status to all fleeing a war zone. Millions of Ukrainians were immediately welcomed and fully accommodated in various member states (especially on the eastern flank). It is remarkable that the current crisis has actually reversed roles in the EU. Migration-sceptic member states such as Poland now find themselves on the front line facing mass influxes of displaced people from the east.

These latest developments beg the question whether a new perspective on the migration issue is emerging in the EU. The conclusions my students and I came to were quite sobering. A sense of connection with refugees (whether linguistic, historical, cultural or otherwise) may go a long way in explaining why the reception of Ukrainian refugees went so expeditiously. After all, Poland or Slovakia form the biggest refugee centres for refugees who happen to have a cultural and linguistic background not unlike their own. We expect that this migration-friendly posture is not here to stay. We rather expect that whenever migratory pressure will mount again on EU’s southern flank, traditional migration-sceptic reflexes will again dominate.

We also considered other factors. For instance the ease, or difficulty, with which people understand root causes of migration. While complexities of social and economic turmoil or civil war in other countries are more difficult to understand, the root cause of the Ukrainian migration is one that many citizens in the EU can easily relate to. Ukrainian refugees are patently the innocent and unsuspecting victims of an unprovoked attack from another state. An attack, moreover, that is considered an unjustified and disproportionate reaction to the Ukrainian wish for closer ties to Europe. Conversely, the complexities of turmoil and conflict in African or Middle-East regions are more difficult for the average person in Europe to appreciate, which may well account for the lack of broad support for a structurally more welcoming European asylum policy. In sum, we came to the conclusion that not much will change in the field of EU asylum and migration, even in light of the war in Ukraine.

Categorieën
Innovatie missie-gedreven economie

Een visie op de transitie ontbreekt. Waar is publiek leiderschap?

Een visie op de transitie ontbreekt. Waar is publiek leiderschap?

Pijnlijke, omstreden keuzes die te elfder ure moeten worden genomen. Diepe verdeeldheid binnen de regeringspartijen. Het wegslinken van de traditionele achterban bij deze partijen. Enorme weerstand vanuit de getroffen sector. Dit is wat er zoal speelt in de verhitte discussie over het stikstofdossier. En dit is wat het ontbreken van een visie op een transitie naar een duurzame en veerkrachtige economie zoal met zich mee meebrengt.

Opmerkelijk is dat vier jaar terug, in 2018, de Rijksoverheid nog met een plan kwam die een dergelijke verwachting opriep. In een brief aan de Kamer was het voorzien dat er breed zou worden ingezet op innovatie. Om de grote maatschappelijke uitdagingen te kunnen adresseren en economische kansen beter te benutten zouden “op initiatief van” de overheid en “in nauwe samenspraak met “bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke partners missies worden opgesteld. Met dit voornemen sloot Den Haag zich aan op de nieuwe opvattingen in de EU over zogeheten “moonshot missies”. Met dit soort missies zouden krachten uit publieke, private en kennissectoren worden gebundeld om zo enorme opgaven aan te kunnen. Het zou dan gaan om grote publiek-private partnerschappen die toewerken naar bijvoorbeeld de ontwikkeling van effectieve, breed toegankelijke behandelingen voor Alzheimer. Of de ontwikkeling van CO2-neutraal energiegebruik.

Welhaast per definitie gaat het bij deze en andere grote uitdagingen om zogeheten ‘wicked problems’. Bij ‘wicked problems’ gaat het niet alleen om het ontwikkelen van een technologische oplossing voor een vraagstuk. Het gaat om veel meer. Net zo belangrijk is een goed begrip, en een goede beheersing, van de sociale, politieke en economische vraagstukken die bij dit soort problemen onvermijdelijk komen kijken. Daarbij gaat het vaak ook om het bevorderen van een mentaliteits- en gedragsverandering. In de meeste gevallen is het ook nodig een breder publiek, of dit nu burger, consument, ondernemer of boer betreft, actief erbij te betrekken. Om het draagvlak te vergroten. Én om het potentieel van vernieuwend en creatief denken bij het breder publiek aan te boren. Bij het aanpakken van ‘wicked problems’ is, kortom, een breed scala van politieke, wetgevende, juridische, financiële  en fiscale maatregelen nodig.

Dit vraagt van om een actieve overheid, die het experimentele, het onzekere in een samenwerkingsproces met andere partijen aandurft. Een overheid die tegelijkertijd gericht is op het lange-termijn doel. Het vraagt dus om een overheid met lef en visie. En het vraagt om een overheid die tijdig de grote problemen en veranderingen signaleert en hierop ageert. Die private en maatschappelijk partijen van meet af aan bij de besluitvorming betrekt. En die niet schuwt voor een bottom-up benadering en zodoende open staat voor vindingrijkheid, initiatief, verbeeldingskracht en alternatieve oplossingen of trajecten die vanuit het werkveld opborrelen, ook wanneer het om breed-maatschappelijke vraagstukken gaat (en niet alleen om technologische of technische vraagstukken). Deze kwaliteiten zouden tezamen kunnen worden omschreven als ‘publiek leiderschap’.

Niets hiervan is terug te vinden in het overheidsoptreden rond het stikstofdossier. De urgentie werd op het laatste moment gevoeld. De urgentie kwam niet van binnen uit. Er was immers geen visie. Nee, de urgentie kwam van een derde partij. Zij werd opgelegd door de rechter, omdat er internationale en Europese verplichtingen zijn aangegaan en vooralsnog niet zijn nagekomen. Nu komt het aan op de individuele inzet van een handjevol politici die zich de urgentie realiseren en de moed hebben verzameld om alsnog maatregelen te nemen. Dit gebeurt op het laatste moment. Er is geen ruimte (meer) voor een publiek-private samenwerkingsproces met een bottom-up benadering. Niet verwonderlijk dat het overheidsoptreden in de stikstofzaak door de landbouwsector wordt ervaren als een “dictaat”, een maatregel van bovenaf opgelegd. Er is veel lippendienst bewezen aan de zo urgente transitie naar een duurzame maatschappij, aan ‘moonshot missies’ en aan missiegedreven beleid. Nu komt het erop aan de daad bij het woord te voegen.

Categorieën
EU en lokale overheid Innovatie

‘Green village’ de plek waar maatschappelijke visie, durfkapitaal en denkkracht samenkomen

‘Green village’ de plek waar maatschappelijke visie, durfkapitaal en denkkracht samenkomen

Het bezoek aan ‘The Green Village’ op 14 april jl. in Delft gaf een mooi kijkje in de ‘veldkeuken’ van innovatie en kennisdeling. Het is een field lab waar onderzoekers, studenten, startups, ondernemers en (nationale en Europese) overheden werken aan de innovatie-uitdagingen op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie en duurzaam bouwen.

Zo heeft het field lab drie (bewoonde!) rijtjeswoningen die een afspiegeling van de Nederlandse woningmarkt vormen. Zij vormen de proeftuin voor verschillende innovatieve oplossingen. Nu wordt onder andere een systeem uitgeprobeerd om de warmte uit het afvoerwater in een van de huizen te hergebruiken (circulaire warmte). Als deze en andere initiatieven de test doorstaan, worden ze voor de maatschappij trapsgewijs opgeschaald: eerst voor een aantal sociale huurwoningen in de provincie Friesland en daarna voor de rest van Nederland.

Op ‘The Green Village’ staat ook Europa’s eerste hyperloop testfaciliteit (op ware grootte). Het betreft de ontwikkeling van een transportsysteem waarmee mensen op een duurzame en energiezuinige wijze in korte tijd grote afstanden kunnen afleggen.

Een van de kenmer-kende eigenschappen van een hyperloop transportsysteem is magnetisch zweven. Deze eigenschap, samen met voortstuwing, wordt met de testfaciliteit in ‘The Green Village’ onderzocht.

 ‘The Green Village’ is de plek waar experiment, onzekerheid, de durf om te falen en uiteindelijk te slagen worden omarmd. Een plek waar overheid (regionaal en Europees), ondernemers en onderzoekers (m.n. die van TU Delft) de krachten bundelen om met een slimme mix van publieke sturing en financiering, private durfkapitaal en vindingrijkheid, en academisch intellect te werken aan toekomstgerichte initiatieven.

Categorieën
EU en lokale overheid

Ook voor de EU is integrale beleidsaanpak belangrijk!

Ook voor de EU is integrale beleidsaanpak belangrijk!

Huidige maatschappelijke vraagstukken hebben steeds vaker een grensoverschrijdend karakter. Op verschillende niveaus zet de overheid zich in om dit integraal aan te pakken. Dat wil zeggen, de overheid is zich bewust van het feit dat enorme vraagstukken als klimaatverandering, herstel na de Covid-19 pandemie, digitale connectiviteit, en maatschappelijke veerkracht om een sector-overschrijdende aanpak vragen en dus de inzet van meerdere partijen uit verschillende private en publieke sectoren tegelijkertijd vergen. Integrale beleidsaanpak vraagt dus om coördinerend vermogen, om de gezamenlijke inspanningen vanuit verschillende beleidsterreinen en maatschappelijke sectoren vanuit een breed gedragen visie aan te sturen.  Integrale beleidsaanpak vraagt om synergiën en een coöperatieve opstelling, vrij van hokjesdenken.

Ook op EU niveau wordt gedacht vanuit integrale beleidsambities. Nog sterker, bij het vormen van Europees beleid en financierings-programma’s wordt daar bij uitstek gedacht aan condities die cruciaal zijn voor een effectieve en grondige aanpak van de zogeheten ‘grand societal challenges’. Leidende gedachte hierbij is dat het adresseren van de enorme vraagstukken pas geslaagd is wanneer kennis, ervaring en deskundigheid vanuit verschillende sectoren, steden en regio’s in Europa met elkaar in verbinding staan. Niet verwonderlijk. Om de volle breedte van enorme opgaven als energietransitie, klimaat-verandering, digitalisering of maatschappelijke veerkrachtigheid te kunnen adresseren is de inzet nodig die over de grenzen van disciplines, sectoren, regio’s, steden én die van de EU lidstaten heen reikt.

Het betekent dat er in het ‘Europese werkveld’ niet alleen interdisciplinair, dienst- of sectoroverstijgend moet worden aangepakt. Het betekent ook dat grensoverschrijdend moet worden gedacht en dat nationale, lokale overheidsinstanties en private partijen in de hele EU elkaar opzoeken om missie-gericht de grote maatschappelijke uitdagingen aan te kunnen.